Als je een keertje hoofdpijn hebt, denk je waarschijnlijk niet direct aan een hersentumor. Ilse wel. Zij is al jaren hypochonder en bij ieder pijntje bang dat ze iets ernstigs onder de leden heeft. Lees je mee?
"Achteraf gezien is mij helemaal duidelijk wanneer het is begonnen. Ik was een jaar of twaalf toen mijn oom, met wie ik een sterke band had, plotseling overleed. Hij was zijn hele leven gezond geweest totdat hij opeens een hartaanval kreeg en daar dus nooit meer bovenop kwam. We hebben niet eens de mogelijkheid gehad om afscheid te nemen, zo plotseling was het gegaan.
Als jong kind probeerde ik mezelf groot te houden. Mijn ouders en de rest van de familie waren al zo verdrietig, dat ik dacht dat door mezelf sterk te houden, ik het de anderen gemakkelijker zou maken. Maar ondertussen maakte ik mezelf gek. Ik droomde heel vaak over mijn oom en werd heel gefixeerd op de gezondheid van anderen om me heen. Want waarom had ik nooit gemerkt dat mijn oom zo dicht bij de dood stond?
Niet lang daarna is mijn angst om zelf ziek te worden en dood te gaan begonnen en die duurt inmiddels dus bijna 12 jaar met ups en downs. Ik ben na de dood van mijn oom erg geinteresseerd geworden in hoe het menselijk lichaam werkt. Ik las vroeger veel magazines van mijn moeder, waar altijd van die persoonlijke verhalen in stonden. Ik lette dan heel erg op de symptomen van bepaalde ziektes die er beschreven werden en ging mezelf er vervolgens gek mee maken. Had ik net in zo'n tijdschrift gelezen over iemand met kanker die eerst heel erg vermoeid was, dan ging ik dat op mezelf betrekken. Moe? Dan had ik vast ook kanker!
Toen ik nog heel jong was, heb ik mijn moeder vaak 's nachts wakker gemaakt als ik aan het hyperventileren was. Ik was er dan zo van overtuigd dat ik zou overlijden, dat mijn hart als een dolle aan het kloppen was en dat het zweet me uitbrak. Ook leek het op zo?n moment net alsof mijn keel werd dicht geknepen, waardoor ik de grootste moeite had met lucht happen. Dood eng, was zo'n situatie. Gelukkig bleef mijn moeder altijd heel rustig, waardoor ik ook wel weer rustig kon worden. Na een gesprek met haar kon ik vaak weer opgelucht naar bed. Maar altijd met het gevoel dat het deze keer niets was, maar volgende keer vast wel!
Zo rond mijn 16e begon ik gefixeerd te worden op mijn lichamelijke kenmerken. Ik had iemand horen zeggen dat je 'de dood in iemands ogen kon zien', als iemand niet lang meer te leven had. Hoe dat er dan uit zou moeten zien wist ik niet, maar vanaf dat moment stond ik zeker wel dertig keer per dag voor de spiegel om mijn ogen te checken. Ook was ik heel erg bang voor blauwe lippen en controleerde ik de hele dag door mijn hartslag. In het begin probeerde ik dat geheimzinnig te doen als ik even op de wc zat, maar na een tijdje moest ik van mezelf de hele dag door mijn hartslag voelen. Ik drukte dan met wat vingers in mijn nek, net zo lang tot ik een duidelijke pols kon voelen. Dan was ik weer even gerust gesteld.
Intussen bleef ik ook maar magazines lezen waar persoonlijke verhalen in stonden om mijn kennis over het menselijk lichaam te vergroten. Ik wist dus precies welke symptomen bij welke ziektes hoorden en hoe snel je dan aan die ziektes zou overlijden. Ik heb vaak mijn eigen begrafenis gezien, met mijn ouders al verdrietige dieptepunt.
Ik was niet alleen bang voor mijn eigen gezondheid, maar ik bleef ook mijn geliefden angstvallig in de gaten houden. Als mijn vader bijvoorbeeld zei dat hij hoofdpijn had, was ik drie dagen zenuwachtig, want dan was ik ervan overtuigd dat hij een hersentumor zou hebben.
Rond mijn achttiende leerde ik wat beter met de situatie omgaan. Nog steeds had ik soms paniekaanvallen en was ik ervan overtuigd dat ik dood zou gaan, maar nu kon ik dit beter relativeren. In mijn hoofd speelde steeds een dialoog af tussen iemand die me ervan probeerde te overtuigen dat ik niet lang meer te leven had én iemand anders die me gerust stelde. Dat hielp gelukkig erg goed.
Ook nu, op mijn 23ste, ben ik nog niet helemaal van mijn angstaanvallen af. Nog steeds kan ik het niet aan als één van mijn vrienden of familieleden een kwaaltje heeft. En natuurlijk ben ik nog steeds bang voor mijn eigen gezondheid. Ik ga nu regelmatig naar mijn huisarts, die me gelukkig serieus neemt en goed uitlegt wat er met me aan de hand is. Vroeger durfde ik dat niet, omdat ik bang was dat de huisarts inderdaad een kwaadaardige ziekte zou herkennen. Ik ben dus al met al een stuk rustiger geworden, maar de angst om ziek te worden of om iemand te verliezen is er nog steeds."
Wij willen Ilse bedanken voor haar openhartige verhaal. Zijn er ook lezeressen die (een deel van) het verhaal van Ilse herkennen?
|