Als ik later groot ben word ik God

De maatschappij door Redactie Ze.nl

“Oh ja?", is het enige wat ik in eerste instantie uit kan brengen. “Ja”, zegt hij zonder enige twijfel. “Mijn vader niet maar die heeft gezegd dat ik het zelf mag weten. Geloof jij in God?” Ik voel me even ongemakkelijk. Dit onderwerp is soms al lastig genoeg om met een volwassene te bespreken, en niks ten nadele van de wijsheid van kinderen, maar dit soort gesprekken vragen toch om een andere taal.

“Ik geloof ook in God”, antwoord ik hem naar waarheid. “Alleen merk ik weleens dat God voor iedereen iets anders betekent. “Hoe ziet jouw God eruit?”, vraag ik hem. Het vriendje blijkt er een duidelijk beeld bij te hebben. “Het is een man met een baard die heel slim is. Ik denk dat hij wel in groep 8 zit of nog hoger. Hij woont achter de wolken. God heeft de hele wereld gemaakt en dat is heel knap. Als ik later groot ben word ik ook een God. Hoe ziet jouw God eruit?”

“Mijn God is anders dan die van jou, maar dat geeft niks. Ik denk dat God in iedereen woont. Dus dat we allemaal een beetje God zijn. En dat we net als God alles kunnen maken en doen wat we willen.“ Daar moet hij even over nadenken. Hij neemt nog een slok drinken en eet de laatste kruimels van zijn koekje op. Ondertussen haal ik opgelucht adem, het gesprek gaat best goed tot nu toe.

“Jouw God klinkt ook mooi. Maar als iedereen een beetje God is dan is niemand de baas van de wereld.” “Jawel hoor”, zeg ik hem, “we zijn allemaal de baas van de wereld.” ”Wij moeten er samen voor zorgen dat dit een hele mooie wereld is om in te wonen door elkaar te helpen en goed voor de aarde te zorgen.”

Dan gaat de bel. Zijn moeder staat voor de deur om hem weer op te halen. “Mam”, zegt hij, “ik ben al een beetje God.” “Ik denk dat ik dan toch maar brandweerman ga worden. Dan kunnen we tenminste gewoon op de aarde blijven wonen en hoeven we niet te verhuizen.” En zo is het maar net. Hoe meer Goden op aarde des te beter. En terwijl hij bij zijn moeder achterop de fiets klimt en me nog even bedankt voor het spelen bedank ik hem welgemeend voor het goede gesprek. Ik kan me niet herinneren ooit zo ongecompliceerd over God te hebben gesproken.