Ouders: grote steun of pain in the ass?
Als baby zijn we meer dan afhankelijk van onze ouders. Als ze onze billen niet verschonen krijgen we uitslag en als ze ons niet voeren, verhongeren we. Maar belangrijker nog: Als ze ons niet knuffelen, gaan we dood van ellende. Zo’n vier jaar later komt het moment dat we wat onafhankelijker zijn. We kunnen dan nog niet ons eigen eten koken zonder de keuken in de brand te steken en een ledemaat eraf te snijden. Maar zodra we zelf naar het toilet kunnen en onze eigen kleding aan kunnen doen, krijgen onze ouders al wat meer hun handen vrij. In de puberteit komt het moment dat we ons los proberen te maken van de mensen die hun hele leven in het teken van ons hebben gezet. Ze krijgen een grote bek als ze ons proberen te helpen en we vertellen ze niet meer over onze belevenissen op school. Ook dat eerste sigaretje, die we stiekem op een schoolfeest hebben gerookt, houden we angstvallig geheim. De meeste tieners hebben na hun zeventiende de grootste strijd wel gestreden. De relatie met de ouders bekoelt en na die leeftijd is het niet heel ongebruikelijk om soms als gelijken samen een wijntje te drinken.
We gaan massaal op zoek naar een eigen woning en verdienen ons eigen geld. En na het middagje huilen met moeders, als we het ouderlijk huis voorgoed verlaten, is het dan echt gebeurd: we zijn zelfstandig geworden. Alleen betekent dat, gelukkig voor ons, niet dat onze ouders niet meer in the picture zijn. Mams wordt namelijk regelmatig gebeld met tips over bepaalde recepten en pa krijgt een smsje als de wasmachine ervoor heeft gezorgd dat de keuken is overgelopen. Steeds meer besef ik hoe belangrijk mijn ouders zijn geweest en nog steeds zijn. Ik zie of spreek ze niet meer dagelijks, maar het feit alleen al dat ik weet dat ze er zijn als ik ze nodig heb, maakt dat ik me heel veilig voel. Ik ben heel benieuwd hoe de band met jullie ouders is. Een warme, hechte band of dank je God op je blote knieen dat jullie niet meer samen onder een dak wonen? |