Over de vrouw op de tafel
Zij kan het licht nog niet zien maar haar verlangen dwingt haar om de lichtknop te zoeken die in de wirwar van gedachten verstopt lijkt te zitten. Want ze heeft grote ambities, dat heeft ze me verteld. Ze wil zo graag voor zichzelf beginnen, succesvol zijn en dan iets teruggeven aan de maatschappij. Maar elke keer als haar een kans wordt geboden, of wanneer ze de eerste stappen zet naar de realisatie van haar droom, haakt ze af voordat ze goed en wel begonnen is. Dan sijpelt de energie uit haar lijf en weet ze niet hoe snel ze terug moet rennen naar haar veilige cocon. Lange tijd heeft ze dat geaccepteerd in de hoop dat er ooit een moment zou komen waarop het anders zou gaan. Maar nu voelt ze de tijd in haar nek hijgen en is ze bang dat het er nooit van gaat komen.
Ik zou het licht wel voor haar aan willen doen en haar willen laten zien wat ik zie, maar ik weet dat dit niet kan. “Waar ben je zo bang voor?”, vraag ik haar. “Wat zou er kunnen gebeuren als je nu wel een keer doorzet? Als je eindelijk gaat doen wat je zo graag wilt en je droom uitkomt?” “Ik weet het niet”, zegt ze bijna fluisterend en ik zie de tranen in haar ogen opkomen. “Ik weet het echt niet. Iets in mij wil het zo graag, succesvol zijn, maar het lijkt wel of ik mezelf iedere keer saboteer als ik er dichtbij ben.”
Ik sta op om een glas water voor haar te pakken. In de keuken neem ik even een moment van rust om te voelen hoe ik haar verder kan helpen. “Je moet haar op tafel laten staan”, hoor ik mijn intuïtie zeggen. En hoewel ik het een niet alledaagse aanpak vind weet ik dat ik op mijn intuïtie kan vertrouwen. Nadat ze een paar slokken water heeft genomen en de tranen heeft afgeveegd vraag ik haar op de tafel te klimmen. Ze kijkt me bevreemd aan maar ik knik dat het goed is. “Klim jij maar eens naar de top.”
Daar staat ze, boven op de tafel. Haar ogen gericht op het tafelblad. Na een paar minuten begin ik te twijfelen aan de hele klimpartij maar mijn intuïtie blijft zeggen dat ik haar moet laten staan. Ze heeft er ruim een kwartier gestaan, met haar blik strak naar beneden gericht, als ze opeens naar beneden klautert. Ze bedankt me en zegt dat ze nu echt weg moet om ‘iets’ te doen. Een beetje verbijsterd kijk ik haar vanachter het raam na terwijl mijn gevoel me gerust stelt en zegt dat het goed is.
Aan het eind van de middag, als mijn werkdag erop zit en ik me klaar maak om naar huis te gaan, rinkelt de telefoon. “Sorry dat ik zo abrupt ben weggegaan”, verontschuldigt ze zich. “Maar toen ik op de tafel stond bleef ik maar aan mijn zus denken. Zij overleed toen we nog pubers waren. Ik heb een bos bloemen gekocht en deze bij haar foto gezet die bij mij in de vensterbank staat. Daarna heb ik een stoel gepakt en heb ik heel lang naar haar afbeelding gekeken. Eindelijk weet ik waarom ik iedere keer wegloop als het succes op mijn pad komt. Ik voel me schuldig dat zij er niet meer is en ik wel. Dat ik nog een heel leven voor me heb liggen en mijn dromen waar kan maken en zij niet meer. Maar ik heb besloten dat ik mijn succes ga pakken, voor haar. Ik heb mijn leven nog en ik ben het aan haar en mijzelf verplicht om er iets van te gaan maken. Zij zou niets liever willen, dat heb ik zo sterk gevoeld.”
Ik ben blij voor haar dat ze nu eindelijk weet wat haar tegenhield om haar droom na te jagen.
Voordat ik de lichten uitdoe en naar huis ga loop ik langs de tafel. Ik strijk met mijn hand over het tafelblad en eventjes speelt de gedachte om ook even naar de top te klimmen. Niemand die het zou zien. Maar dan bedenk ik me dat ik al op mijn plek ben en dat het een plek is om dankbaar voor te zijn.