Dat ik een jankerig mormel ben, heb ik nooit ontkend. Toch vind ik het van hoogst belang dat ik me niet te veel laat gaan wanneer ik een man net heb leren kennen. Dat wil zeggen dat er een aantal onderwerpen vermeden dienen te worden:
1) Mijn stiekeme faalangst.
2) De pathologische relatie met mijn moeder.
3) Het gebrek aan warm contact met mijn vader.
Had ik nu net een man getroffen die erop uit leek te zijn om mij door te zagen. Erik wilde echt alles van me weten. Terwijl hij het ene lege glas na het andere voor me bijvulde met een veel te zware rode wijn, liet hij bommetjes vallen die me aan het denken zetten. Ik voelde hoe de drank en daarmee de melancholie bezit van me namen en begon rijkelijk al mijn zielenroerselen over de tafel uit te strooien.
Erik knikte begrijpend,
hij glimlachte geruststellend
en een aantal maal legde hij liefkozend zijn hand op de mijne.
Daarna schonk hij nog een wijntje in.
De rat.
Ja hoor, op een gegeven moment was het zover. Vlak na een confronterende vraag van zijn kant, kwamen de stromende tranen van mijn kant. Wat voelde ik me zielig, wat was ik toch klein, wat had ik het toch moeilijk gehad in mijn leven.
Erik adviseerde me om even naar het toilet te gaan, om mezelf ?wat op te lappen?. Als een onderdanige cliënte knikte ik, stond ik op en zwalkte ik richting de dameswc. Daar schrok ik me niet alleen de pleuris van mijn huilogen en mascaravegen? Wat bleek: de rode wijn had mijn tanden donkergrijs gekleurd en mijn lippen voorzien van een zwarte korst. Dat alles omringd door een rood lijntje van waar mijn lippenstift aan het begin van de avond had gezeten.
In één klap was ik al mijn leed vergeten. Ik greep naar het wc-papier en schuurde ermee langs mijn lippen en tanden. Ik spuugde de natgeworden stukjes uit in de gootsteen, merkte dat mijn bovenlip ervan bloedde, dronk een lading water en herpakte mezelf. Met een gerechte rug en een gepoogde zelfverzekerde uitstraling bekeek ik mezelf in de spiegel. Het was niet hoe ik eruit wilde zien, maar ach: het kon ermee door.
Vanaf het moment dat ik uit de wc kwam, leek Erik op een schopstoel te zitten. Zijn vergaande interesse leek plots iets wat ik zelf had bedacht; het was er niet meer. Toen hij het erover had om ?nog effe naar een paar vrienden te gaan in een andere kroeg? en ook niet meer de behoefte leek te voelen om me mee te vragen, wist ik dat ik het verpest had. Wéér een mislukte date.
De volgende dag smste ik hem. Het zat me toch allemaal niet zo lekker. Hoi Erik, ik vond het leuk gisteravond. Spijtig dat ik mezelf niet in de hand had, ik hoop niet dat je het erg vond. X Alex.
Nee hoor, smste hij terug.
?Nee hoor?? Wat nou ?nee hoor??
Als ik het toen had laten gaan, had ik nooit geweten wat hem nu echt dwars had gezeten. Ik dacht nog steeds dat het hem om mijn huilen ging, dus smste ik weer terug: Je vond het dus wel erg. Sorry. Je vroeg me gewoon zo veel persoonlijke dingen? Nou ja, no hard feelings, we zien elkaar vast nog eens.
Ik hoorde een aantal uur niets van Erik, maar plots ging mijn telefoon. Een smsje.
Het huilen maakte me niets uit, maar je drinkgedrag is zorgelijk.
Verbijsterd staarde ik naar het schermpje.
In mijn hoofd flitsten de beelden van een wijn inschenkende, meedrinkende Erik door mijn hoofd. Een begripvolle, geruststellende maar toch vooral wel wijn inschenkende, meedrinkende Erik.
Proost, was mijn reactie.
Nooit meer wat gehoord.
Alex.
|