To vegetariër or not to vegetariër?
Bij sommigen ziet het er ronduit goor uit - enige gedachte: het lijkt wel alsof er een hond met een darmontsteking op je bord heeft gescheten - maar bij anderen loopt het water me in de mond. Masterchef is er niks bij. Waar ik dan weer minder hongerig van word, zijn de foto’s van de ruwe grondstoffen van dat eten, voordat het salonfähig op mijn bord ligt.
Plofkippen, kistkalfjes; met een gekwelde blik kijken ze me aan, vanuit hun lebensraum met formaat luciferdoosje. Ik wil het eigenlijk niet weten. Ik wil niet weten dat koeien depressies krijgen omdat hun baby’s steeds opnieuw bij ze worden weggehaald. Ik wil niet weten dat koeien soms een reis van meer dan een maand moeten maken zonder eten, drinken of bescherming tegen kou of hitte. Ik wil ook niet weten hoe varkens, vaak nog halflevend maar bij vol bewustzijn, na een slechte slachtpoging strompelend weg willen vluchten.
Toen ik ook nog hoorde dat inktvisringen vaak geen inktvisringen zijn, maar varkensanussen - die lekker stevige bite schatte ik toen toch op andere waarde - ging ik twijfelen. Ik was er ook al achter gekomen dat wilde zwijnen vaak aan de andere kant van de wereld worden gefokt om hier te worden verkocht als iets dat altijd heerlijk door de bossen heeft gestruind. Ik, en mijn gezin met mij, zit dus ongemerkt heel wat leed op te vreten. Dan smaakt het toch een stuk minder, dat biefstukje met pepersaus. Laatst betrapte ik mezelf erop dat de reuk van gebakken vlees me zelfs tegenstond. Ik begin er telkens meer een gezicht in te zien. En dat is geen vrolijk gezicht.
Het voelt steeds minder oké. Mijn kat knuffelen en ook zien hoe ze dat nodig heeft, maar dat niet willen zien bij een big, kip of koe. Maar tegelijk hou ik er niet van om me bij wat voor beweging dan ook aan te sluiten. En in mijn hoofd werkt het ook nog zo, dat als ik iets niet mag, ik het juist wil. Vegetariër zijn is een lifelong commitment. Dat gooi je niet na een paar maanden weer aan de kant. Ik krijg bindingsangst bij zulke grote beslissingen.
Daniëlle de Mol Moncourt (1969) geniet ervan met een knipoog naar dagelijkse dingen te kijken. Ze is moeder van twee hevig puberende zonen - waarbij ze die knipoog meer dan hard nodig heeft -, schrijfster en journalist. Buiten dat houdt ze van sporten, heeft ze een hardnekkige chocoladeverslaving en wijst ze een lekker wijntje ook niet af. In haar columns observeert ze mensen, de dingen die ze doen en waarom ze dat doen. Wat drijft ze? Een enorm gebied dat haar verbeelding steeds weer opnieuw prikkelt. Over haar sportavonturen schrijft ze op haar blog serendipityddmm.blogspot.com.