Voorpublicatie nieuwe boek van Xenia Kasper
~~~Elke ochtend om halfzeven gaat onbarmhartig de wekker – dus ook vandaag. Het liefst zou ik een van de vijf kussens, die ik als een burcht om me heen heb gestapeld, ernaartoe gooien en gewoon verder slapen. Uit Kira’s kamer komt ook nog geen geluid, terwijl haar wekker vijf minuten voor de mijne afgaat. Ik schuif het dekbed weg en huiver. Hoewel het al eind maart is en de dagen langer en warmer worden, is de temperatuur vannacht weer eens tot het vriespunt gedaald. Ergens midden in de nacht heb ik het raam wagenwijd opengezet. Ik was bang alleen al van Dirks bierkegel ’s ochtends dronken wakker te worden – passief drinken dus! Mijn betere helft bromt tevreden, trekt het dekbed een stuk naar zich toe en slaapt gewoon verder. Ik maak Kira wakker en ga naar de badkamer. Wat een weldaad! Het is hier niet alleen heerlijk warm, maar Dirk heeft ook eindelijk een dimmer in de badkamer gemonteerd. Ik had er gewoon geen zin meer in om elke ochtend een slecht humeur te krijgen omdat ik in het felle licht in de spiegel moest kijken. Op je vijfenveertigste word je namelijk ondanks dure crèmes helaas niet meer kreukvrij wakker. Terwijl ik de afgelopen dagen op een cruiseschip in de Caribische Zee zat, heeft hij de schakelaar verwisseld. Als hij niet zo naar bier zou stinken, kreeg hij een zoen van me.
‘Hmm, lekker, eindelijk weer een behoorlijk ontbijt. Mama, heb je eigenlijk iets voor me meegenomen?’ roept Kira als ze binnenkomt en buiten adem een stapel megadikke boeken op tafel legt.
Ik ben al een tijdje in de keuken, heb ananas, kiwi’s en appels kleingesneden en in de blender gedaan en een boterham met tomaat en vers basilicum voor haar gemaakt. Nu blader ik in de krant.
‘Ja, natuurlijk! Lieve hemel, moet je die vandaag allemaal meenemen?’ vraag ik en wijs naar de boeken.
‘Ja, ze zouden ons beter een steekwagentje kunnen geven,’ lacht ze vrolijk. Ik kijk haar verbaasd aan, want het gebeurt maar heel zelden dat Kira ’s ochtends op dit tijdstip een goed humeur heeft. Meestal is ze net haar vader, zwijgzaam en nors, typisch iemand met een ochtendhumeur. ‘Ik heb een klein, afgrijselijk lelijk souvenir voor je meegenomen, zoals altijd. Kijk maar in mijn tas, daar moet het in zitten.’ Sinds jaar en dag neem ik van al mijn werkrei zen een zorgvuldig uitgezocht cadeautje voor haar mee.
‘Is dit het?’ Kira pakt het cadeau, haalt het papier eraf en draait het om. ‘Wat moet dit voorstellen?’ Ze lacht, gaat zitten en neemt een flinke hap van haar boterham met tomaat.
‘Een zeilschip van porselein.’
‘Wat ontzettend lelijk! Dat past fantastisch bij het minireuzen rad met de gekleurde vlaggen, dat je uit Wenen voor me hebt mee genomen.’ Ze draait het om. ‘Kijk eens!’ roept ze terwijl ze de romp onder mijn neus houdt. Er zijn zeemeerminnen met engelenvleugels in pastelkleuren op geschilderd. ‘Ik breng het snel naar boven en dan moet ik weg,’ ze springt overeind en rent de trap op.
Twee uur later is Dirk ook weg. Zijn humeur was verschrikkelijk. Hij heeft bij wijze van ontbijt twee ibuprofens met drie koppen sterke koffie weggespoeld en hoopt zo zijn enorme hoofdpijn de baas te worden. Garfield en Pinky, mijn katers, komen samen van hun ochtendzwerftocht terug, storten zich op hun bakjes en genieten daarna van de zonnestralen die door het raam op mijn bureau vallen. Ze zijn al enigszins bejaard, maar slepen toch steeds weer allerlei ongedierte mee naar binnen. Een paar weken geleden moesten we de hele zitkamer op zijn kop zetten om een bange, maar nog levende muis terug te vinden.
Ik ga aan mijn bureau zitten, zet mijn computer aan en denk erover na hoe ik een boeiend artikel kan schrijven over wat ik heb meegemaakt tijdens de cruise. Hanna wil het over drie dagen al hebben. Al sinds mijn studietijd zijn Hanna en Vivianne mijn beste vriendinnen. Hanna en ik hebben journalistiek gestudeerd, en Vivianne geschiedenis en politiek. In onze driekamerwoning met enorme woonkeuken en minibadkamer ging het er altijd wild aan toe. Het is moeilijk te zeggen wie van ons drieën het ergst was. Zodra de nachtelijke bezoekers weg waren, bespraken we onze belevenissen uitvoerig. En ja, we hadden ook een waardeschaal. Net als bij prijsboksen gaven we cijfers. Alleen op dinsdagochtend moest het huis mannenvrij zijn, want om halfnegen stond de door Hanna’s moeder ingehuurde werkster voor de deur. Haar moeder was bij een van haar eerste bezoekjes helemaal geschokt door de troep, het smerige serviesgoed en de bergen ongestreken wasgoed. Ze vond dat we ons op onze studie moesten concentreren en geen waardevolle tijd aan het huishouden moesten verspillen. Sindsdien kwam haar engel elke dinsdag bij ons langs.
Vivianne verhuisde als eerste, nadat ze Patrick had ontmoet. Hij was destijds al behoorlijk vermogend en vooral ook behoorlijk oud. Vivianne ging bij hem in zijn villa wonen, kreeg een sportauto en reisde met haar aanstaande de hele wereld over. Hanna en ik bleven achter. We hadden inmiddels allebei een baan bij een tijdschrift gevonden en dus genoeg geld om een nieuw onderkomen te zoeken, maar we waren gewend aan ons huis.
Dat veranderde pas toen ik Dirk leerde kennen en met hem trouwde. In de tijd dat ik een gezin stichtte en mijn vaste aanstelling inruilde voor een freelance bestaan, maakte Hanna carrière. Ze is inmiddels chef-redactrice en mede-uitgeefster van een gerespecteerd enonomisch-politiek tijdschrift, en mijn opdrachtgeefster. Ze zou me het liefst in vaste dienst nemen, maar dat weiger ik pertinent. Mijn vrijheid en vooral de mogelijkheid om er het grootste deel van de tijd voor Kira te zijn wil ik niet meer missen. Het artikel over de cruise wordt de blikvanger van het nieuwste nummer van het lifestyle- en modetijdschrift dat ze bijna een jaar geleden is gestart. Met andere woorden, het moet pakkend en sensationeel zijn. De fotograaf heeft zijn modeshoot en sfeerfoto’s al afgeleverd. Het wordt een artikel van ongeveer twaalf bladzijden en die worden niet, zoals bij de gebruikelijke tijdschriften, met veel foto’s en weinig tekst ingevuld, maar in een fiftyfiftyverdeling. Ik schrijf, drink afwisselend cola light en water en merk niet hoe de tijd verstrijkt, tot een afgrijselijk knetterend geluid me ertoe dwingt om van het toetsenbord op te kijken. Mijn bureau staat recht voor het raam en daardoor heb ik een uitstekend uitzicht op onze oprit.
Vlak na de geboorte van Kira hebben we een oud huis in Noordwijk gekocht, op een steenworp afstand van de zee. Dirk, wiens bouwbedrijf destijds huizen bouwde, heeft het gerenoveerd en er een klein paradijs van gemaakt. Tegenwoordig is Dirks bedrijf de nummer één in de Nederlandse bouwsector en het is hem de afgelopen jaren gelukt om internationale opdrachten binnen te halen. Hij heeft in Saoedi-Arabië een hotelcomplex gebouwd en onderhandelt op dit moment over de bouw van een flatgebouw in de Verenigde Staten.
Met verbazing kijk ik naar de helemaal in het zwart gestoken gestalte die op een chopper zit en gebaart dat ik naar buiten moet komen. Dirk? ‘Nee hè, dat meen je toch niet serieus?’ roep ik door het geknetter heen. ‘Ga zitten,’ zegt hij. Ik geef gehoor aan zijn uitnodiging en we rijden de oprit af en weer op. ‘En, wat vind je ervan?’ vraagt Dirk vrolijk terwijl hij zijn helm afzet. Zijn blonde haar is bezweet en kleeft aan zijn hoofd en de ondeugendheid straalt uit zijn ogen. ‘Hij is natuurlijk prachtig en maakt ook flink veel lawaai,’ zeg ik glimlachend en loop om de motor heen.‘Maar wat wil je ermee?’
‘Wat dacht je? Rijden natuurlijk!’
‘Maar je hebt al een motor. En die staat de meeste tijd in de garage. Heb je deze misschien al gekocht?’ In plaats van antwoord te geven kijkt hij me alleen aan. ‘En de complete uitrusting natuurlijk ook, klopt dat?’
‘Ik ga Kira van school halen. Ze zal het fantastisch vinden!’ roept hij, hij zet zijn helm weer op en start de motor.
Voordat ik er iets tegen in kan brengen, scheurt hij weg. Ik kijk hem na en moet eerlijk toegeven dat hij er met zijn achtenveertig jaar goed uitziet en dat deze motor hem beter staat, want de andere is een racemotor. Maar waarom heeft hij er twee nodig?
Pinky, de verwende Pers, springt van zijn zonnige plekje en draait zo om mijn benen dat ik bijna val. Ik ben net weer in huis als de telefoon gaat.
‘Hoe ver ben je?’ wil Hanna weten.
‘Behoorlijk ver, maar nog lang niet klaar. Wees niet zo ongeduldig, je hebt me drie dagen gegeven en de eerste is nog niet eens voorbij.’ Ik klink onvriendelijker dan ik eigenlijk wil.
‘Ik weet het, het spijt me, maar er hangt ook zo veel van het artikel af.’
‘Hoe zijn de foto’s geworden?’
‘Gewoon fantastisch! We kunnen ze bijna allemaal gebruiken, je hoeft je dus absoluut niet in te houden.’ Hanna beëindigt het gesprek snel want ik moet tenslotte ongestoord verder kunnen schrijven. Ik lees de laatste bladzijde nog een keer door, kijk naar Pinky, die het zich op mijn bureau gemakkelijk maakt, en schrijf verder.