9 redenen waarom we wifi haten
Draadloos internet, het is zowel een gift als een vloek. En man oh man, wat vervloeken we wifi als er in vette letters op ons scherm ‘geen verbinding mogelijk’ staat. De oorzaak zal ons een worst wezen, wij willen internet. NU! En zo hebben we nog acht redenen waarom we wifi haten.
Wifi? Ik heb het nie
Wifi valt op de meest onmogelijke momenten uit. Wil je net je meesterwerk waar je uren aan hebt gewerkt opslaan… valt het internet uit. En laat je dat nou nét nodig hebben om Het Bestand in een gezamenlijke map op het internet te delen met je baas. Waar hij dus al de hele middag op wacht. En waarvan jij hebt beloofd dat je het voor vijf uur in zijn map zou knallen. Tot ziens promotie, hallo standje van de baas.
Gratis wifi op openbare plekken (1)
Bij het zien van een sticker met de drie heilige streepjes die wifi betekenen, schijnt er weer eventjes licht in ons internetloos bestaan. We hebben natuurlijk – bijna – allemaal een abonnement inclusief een paar mb aan internet, maar liever maken we dat alleen op tijdens momenten van hoge nood. In de trein bijvoorbeeld, als we ons stierlijk vervelen. Iedere openbare plek met ‘gratis wifi’ lokt ons internetverslaafden als hongerige vliegen op honing. Alleen moeten we dan wel eerst een colaatje bestellen, een code die in geheimtaal op het bonnetje staat invoeren en wachten totdat we er eindelijk doorheen komen. Tegen die tijd is de cola alweer op en mogen we een nieuwe ronde bestellen om ein-de-lijk te genieten van een drankje én wifi.
Geen wifi? Midlife crisis alert
We krijgen spontaan een midlife crisis als wifi uitvalt. Wie zijn we? Wat willen we in het leven? Nou, we wíllen graag wifi, maar de verbinding is verbroken. Na drie keer de klantenservice te hebben gebeld en ongeveer dertig keer die veel te lange code te hebben ingevoerd, geef je de hoop bijna op. Want je zal jezelf maar met iets anders moeten vermaken dan met surfen op het web. Totdat je ziet dat buurman Koos een onbeschermd netwerk heeft. Hé…
Jatten bij de buren
Komen we gelijk bij het puntje ‘beter goed gejat, dan slecht bedacht’. Wifi jatten, het is niet netjes, maar nood breekt wet, zeggen we maar zo. Tenzij een of andere slimmerd jóuw wifinetwerk heeft weten te kraken – of je nog steeds een onbeschermd netwerk hebt, omdat je te lui bent het anders te regelen – en dus al jóuw internet steelt. Oké, jij weet ook wel dat het niet zo werkt, maar op de een of andere manier is je internet toch altijd wat trager als je het sterke vermoeden hebt dat de buurjongen op jouw wifi zit. Hij kijkt namelijk verdacht vaak door zijn slaapkamerraam naar jou, met dat geniepige lachje van ‘m.
De horror: traag internet
We krijgen spontaan de kriebels als het woord bufferen op ons schermpje verschijnt. Tel daar die eindeloos omkerende zandlopertjes bij op (en die draaiende cirkeltjes waar we een evenwichtsstoornis van krijgen als we er te lang naar kijken) en ons geduld kent echt een grens. We kunnen bufferen tot we een ons wegen, maar diep van binnen weten we het genadeloze oordeel al: dat filmpje ga jij dus niet kijken vanavond. En dat lekkere nummertje wordt ook niet gedownload vandaag. Het is niet dat we niet willen wachten, maar wetende dat het al een gedane zaak is, zorgt ervoor dat onze laptop nog maar een paar centimeter is verwijderd van een enkeltje door het raam.
Gratis wifi op openbare plekken (2)
Om nog even terug te komen op wifi op openbare plekken: heb je eenmaal een gratis verbinding gevonden (lees: de trein of de bibliotheek), dan is-ie wanneer jij wilt inloggen inmiddels al zo overbelast dat Facebook er gemiddeld een halfuur over doet om je status te updaten. En ja, dan is het moment alweer vervlogen. Doodzonde. En tijdens een treinritje van een kwartier ben je langer bezig verbinding te maken met wifi dan dat de reis eigenlijk duurt. Sta je daar dus met je goede goed op het perron. Nog net zo draad- en wifiloos als voordat je instapte. Frustratie op en top.
Wel/niet, wel/niet
Zit je net lekker het volgende seizoen van Gossip Girl te downloaden, valt Hij aka het internet wéér uit. Het is eerder regel dan uitzondering zo’n beetje. Om het nog geen seconde later weer ineens te doen – halleluja –, alleen kun je dan dus wel mooi opnieuw beginnen. De internetgoden zijn absoluut niet met je en elke keer is het weer raak. Heb je internet nodig? Dan kun je ernaar fluiten. Zit je maar wat doelloos nutteloze tweets de wereld in te sturen en Pinterest af te struinen, dan doet Hij het opeens geweldig. Een haat-liefdeverhouding, echt.
Geen bereik… alleen in de hoek
Lig je lekker in je bedje genesteld, helemaal ziek en ellendig en te moe om ook maar een stap naar de bank te verzetten, pak je je laptop, klap je ‘m open en… heb je geen internet. Maar loop je met het ding naar je slaapkamerdeur, blijk je ineens vol bereik te hebben. Loop je weer terug naar je bed, dan is alle wifihoop weer vervlogen. Wat resulteert in jij die, gewikkeld in dekens en gewapend met een hamer om je wifikastje te slopen, voor de deur bivakkeert in de hoop op drie volle streepjes internet.
Wiefie, waifai of wijfij?
Tot slot, het woord wifi alleen al. Want spreek je het nou uit als waifai - op z'n Engels - of toch maar gewoon ordinair wiefie? Ook gehoord: wijfij. Kan dat dan ook? Wij zien door de wifisignalen het draadloze bos niet meer. Het maakt ook niet uit, we willen het gewoon, ongeacht hoe het heet.
Wat vind jij het verschrikkelijkst aan wifi?